Bisschop
ma 2 dec 2019
De eerste column op een gloednieuwe site. Misschien goed om dan maar te beginnen met voorstellen. De voornaam is dus Peter, net als degene tegen wie Jezus zegt: “Jij bent Petrus, de rots (‘petra’ in het Grieks) waarop ik mijn kerk zal bouwen”(Mt 16: 18). Nogal een ambitieuze naam voor iemand die dominee is geworden, maar ik geloof dat ik er niet onder geleden heb. Wel onder het feit dat mijn moeder een allergie had voor vernoemen en dus een naam koos die zij leuk vond. Ze was niet de enige. Op de lagere school zat ik met 5 Peters in de klas.
De achternaam is Verhoeff, wat gewoon ‘van de hoeve’ betekent. Ik kom dus kennelijk van een boerderij, die naar alle waarschijnlijkheid heeft gestaan in de Alblasserwaard. Veel van mijn familie komt daar vandaan. Er is een molen in Kinderdijk waar ons familiewapen op te vinden is. ‘Leendert Verhoeff’ staat daar op, en ‘Waterheemraad’. Het is een warme gedachte dat jaarlijks duizenden Chinese en Amerikaanse toeristen dat lezen. Dat familiewapen bestaat overigens uit drie zgn. vleeshaken. Die komen in de heraldiek meer voor, maar het totaalplaatje wordt er ondertussen niet duidelijker op. Ik ben dus boer, molenaar, een soort van dijkgraaf en nu kennelijk ook nog slager. Enfin, het nobele ambt van dominee vraagt vele capaciteiten.
Maar dan nu de naam van de functie, want daar gaat het natuurlijk om. Classispredikant. Het had ook anders gekund. Vele namen hebben de ronde gedaan, maar even zovele werden ook weer afgewezen. Superintendent klonk veel te Duits, en hiërarchisch. Regiopredikant was zo nikserig. Uiteindelijk bleven bisschop en classispredikant over. De synode besloot en we kennen de uitslag.
Maar voor het zover was, maakte ik in mijn vorige functie een ronde langs ontelbare kerkzaaltjes om de plannen van Kerk 2025 uit te leggen. Van Steenwijk tot Oudewater en van Veenendaal tot Texel. De naam van de nieuwe functie was daarbij een geliefd onderwerp van debat. Eigenlijk was er wel een meerderheid voor bisschop. En dat was ook niet zo vreemd. Het woord bisschop (van het Griekse épiskopè: ‘opzien’) dekt immers aardig de lading van de functie. Maar de minderheid die tegen was, was zó fel tegen dat mij één ding duidelijk werd. Voor de toekomstige functie zou het niet goed zijn als degene aan wie de uitvoering werd toevertrouwd zou worden opgezadeld met de titel bisschop. Bij sommigen immers zou zij of hij al vóór binnenkomst op een 3-0 achterstand staan.
Het werd dus classispredikant, en daar ben ik blij mee. Bezijden de waarheid is ook deze naam trouwens niet. Mijn werkgebied is een classis, en ik ben predikant. Ik ben dominee voor gemeenten, kerkenraden en predikanten, in heel Noord-Holland. Classispredikant dus, en daarbij komt mijn achtergrond goed van pas. Soms ben ik boer, en dan zaai ik. Soms molenaar, en dan maal ik. Als het water aan de lippen staat, dan ben ik waterheemraad. Alleen: wat moet je in de kerk in hemelsnaam als slager?
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.