VOG
woe 1 jan 2020
Op 15 november 2019 besloot de generale synode om een verklaring omtrent gedrag (VOG) verplicht te stellen voor veel betaalde en vrijwillige medewerkers van de kerk. Een maatregel in het kader van het voorkomen van seksueel misbruik in de kerk.
Zonder twijfel een nobel streven, maar tegen de VOG worden ook bedenkingen ingebracht. Zo gaf hoogleraar Matthias Smalbrugge in Trouw (10 december 2019) aan dat de VOG gemakkelijk een soort schijnzekerheid kan wekken. De kerk heeft netjes haar plicht gedaan, maar de VOG past vooral perfect in de tendens om je tegen alles in te dekken. Je bant geen risico’s uit, je suggereert alleen dat je alle hebt afgedekt.
Predikant Jan de Visser ging nog een stap verder (hetzelfde dagblad, 28 november 2019). Hij noemt de VOG een schijnvertoning en strijdig met alles waar het in de kerk om gaat. In de kerk gaat het om vergeving. En wie geen VOG krijgt wordt voor altijd uitgesloten van het ambt.
Met de schijnzekerheid heeft Smalbrugge zonder meer een punt. Een VOG kan nooit de zekerheid geven dat iemand geen misbruik zal plegen. Niettemin speelt er ook iets anders. In de laatste jaren zijn er veel verhalen van afschuwelijk misbruik binnen de kerk opgedoken. Een kerk die een VOG niet verplicht stelt zou de indruk kunnen wekken niet het uiterste te doen om misbruik tegen te gaan. Zo bezien kán de kerk niet anders: een VOG is een maatschappelijke must.
Dan de vergeving van De Visser. Natuurlijk is vergeving een belangrijk begrip in de kerk. Maar een VOG wordt je alleen onthouden als er sprake is van een strafrechtelijke veroordeling. En dan is er dus sprake van misbruik van het ergste soort. Als dat een predikant betreft, is de kans zeer groot dat er ontzetting uit het ambt volgt. Terugkeer in het ambt is daarna sowieso onmogelijk. De kerk wordt er dus niet strenger op door de VOG, streng was de kerk daarvoor ook al. En terecht.
Vergeving, dat is denkbaar. Maar niet vanzelfsprekend, en al helemaal niet af te dwingen door een dader. Hoe dan ook, na de ergste vormen van seksueel misbruik is terugkeer in het ambt niet mogelijk. En dat lijkt me eigenlijk helemaal niet vreemd.
Is de VOG daarmee het ideale middel geworden tegen seksueel misbruik in de kerk? Nee, zeker niet. Op zijn best is het onderdeel van een veel breder beleid dat preventie als doel heeft. En daar moet de kerk onophoudelijk aan werken. Hoogleraar Manuela Kalsky (ook Trouw, 10 december 2019) noemt de VOG daarom een eerste stap. Zij pleit voor serieuze aandacht in theologische opleidingen en onderzoek op dit gebied. Waar zitten risico’s in kerk, ambt en theologie?
Nee, de VOG zal allerminst een wondermiddel blijken. Het is onderdeel van een veel breder beleid dat seksueel misbruik moet tegengaan. De VOG is niet ideaal, en ik kan me gemopper voorstellen. Maar het hogere doel is een veilige kerk. En daar zetten we alle mogelijkheden voor in.
(Een VOG is op dit moment nog niet verplicht. Nadere berichten over de invoering – waanneer, voor wie precies, en hoe - volgen)
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.