Er is een nieuw boek van Gerard Reve uitgekomen. Als u niet zo thuis bent in de literatuur, zult u misschien niet van uw stoel vallen. De kans bestaat zelfs dat u samen met Prediker denkt: “Er is geen einde aan het aantal boeken, en veel lezen mat het lichaam af.” Anderen zullen door dit boek wellicht verrast zijn, want was Reve niet al overleden?
Gerard Reve is inderdaad al geruime tijd niet meer onder ons. Hij is langzaam weggegleden in de mist die Alzheimer heet en ligt begraven in Machelen (B). Zelf had ik het liever anders gezien. ‘Mijn as wordt begraven te Greonterp. Er komt een houten kruis, met daarop: God is de liefde. Dan komt een harmonie, langzaam en vroom, met veel koper. Tot er iets neerdaalt dat veel lijkt op geluk.’ Maar ja, ik ga er niet over.
Nu is er dus postuum een nieuw boek. In de middag schreef Reve aan zijn romans, in de ochtend – als stilistische oefening – brieven. Duizenden brieven, allemaal met kroontjespen. Daarvan waren er 19 gericht aan tv-maker Jef Rademakers, die met Reve enkele programma’s maakte. Die brieven zijn nu uitgegeven onder de uiterst Reviaanse titel ‘Zeer Fijne Boy’.
Eén karakteristiek citaat: “Na mijn dood word ik nog tien jaar vrijwillig gelezen, en daarna nog tien jaar gedwongen, op de scholen. Daarna noemen ze een straat naar me, en dat is de definitieve vergetelheid: weet jij nog wie Tweede van der Helst was, of wat hij schreef?”
Aan het Grote Vergeten onttrekken zich inderdaad alleen de bijbel, Shakespeare, en misschien nog een enkeling. Toch heeft het werk van Reve op mij grote indruk gemaakt. In zijn ontroerende gedicht ‘Dagsluiting’ bijvoorbeeld vind ik mijn eigen geloof en ongeloof terug.
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.
Maar het meest heeft Reve me geraakt met zijn debuutroman ‘De Avonden’. Ik las die als puber: een verpletterend boek over angst, desillusie, en vooral eenzaamheid. Vilein en vol genadeloze humor. Maar ondanks alles ook een diep-religieus boek. Het heeft er voor mij aan bijgedragen dat ik geloof. Dat ik geloof dat ik niet alleen ben. Dat er een God is die mij ziet.
Dat zeggen mij ook die onvergetelijke slotregels van De Avonden: “Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. ‘Het is gezien,’ mompelde hij, ‘het is niet onopgemerkt gebleven. Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.”
Misschien niet voor de eeuwigheid, Gerard Reve. Nee, dat niet. Maar ik kom er een eind mee.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.