Bij vrijwel iedere gemeente hoor ik het. ‘Corona is over, gelukkig. Maar we hebben lang niet iedereen terug in de kerk.’ Ik zie het zelf ook, elke week als ik ergens gastvoorganger ben. Namen weet ik vaak niet. Maar gezichten mis ik. Die ene man, dat gezin, of die vrouw met wie ik ooit zo’n bijzonder gesprek had na de dienst. Ze zijn er niet. En ik mis ze.
Bij nadere beschouwing blijkt dat de groep mensen die we niet meer zien in grote lijnen bestaat uit drie categorieën. De eerste zijn ouderen. Sommigen van hen durven gewoon nog steeds niet echt de deur uit. Een tweede categorie betreft gezinnen. Zij hebben in Coronatijd ontdekt hoe kostbaar vrije tijd is. Zondagochtend is even tijd voor jezelf, voor elkaar, en voor anderen.
De derde categorie bestaat uit mensen die de luxe van de laptop hebben ontdekt. De kerk in bed, of op de bank. Koffie erbij, en zo horen we dominee ook. Zelf geloof ik eigenlijk helemaal niet zo in online vieringen. Voor degenen die fysiek niet meer kunnen is het natuurlijk een uitkomst. Maar voor veel anderen, is de online dienst dan niet de eerste stap naar de uitgang?
Naar mijn overtuiging is geloven namelijk niet in de laatste plaats gemeenschap zijn. Gekend worden, elkaar zien en ontmoeten, dat is een gestalte van het evangelie. We vieren dat met het sacrament van de koffie. En die drink je niet alleen in bed, met de laptop op schoot. Die drink je na de dienst. En vooral: met elkaar.
De vraag is dus: kunnen we mensen terugkrijgen? En volgens mij valt in alle drie genoemde categorieën nog winst te boeken. Dat begint met kijken. Wie zijn er niet meer, die er vóór Corona wel waren? In bijna elke gemeente zijn de namen bekend. Waarom stappen we niet op hen af? ‘We missen je. Wat kunnen we doen om je te helpen je plaats weer in te nemen?’
Uit verlegenheid zetten we die stap vaak niet. Maar daarmee doen we de ander tekort. Ik hoorde ooit het verhaal van een vrouw die bijna twee jaar niet in de kerk was geweest. Een relatie op de klippen, een moeilijke tijd achter de rug, zo kan het gaan. Maar niemand was komen vragen wat er was. ‘Het ergste’, vertelde ze, ‘was dat niemand me had gemist.’
Gemist worden is misschien wel een van de mooiste gevoelens die er zijn. Je doet ertoe, je bent belangrijk. Zeker in de kerk mogen we elkaar dat gevoel niet onthouden. Deze decembermaand, met Kerst voor de deur, is bij uitstek de tijd om elkaar te missen. Én om daar iets mee te doen. ‘We zien je maar zo weinig, we missen je.’ Dat is genoeg. ‘Ik mis je.’
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.