Achttien
woe 1 mar 2023
We waren met achttien. Zondagmorgen, een dorpskerk ergens in Noord-Holland. Achttien is niet veel, het is op de vingers van vier handen te tellen. Maar toen ik bemoediging en groet uitsprak, keek ik niet naar handen maar naar gezichten. En die stonden verwachtingsvol.
Het deed me terstond denken aan dat bekende verhaal over Abraham. God wil het zondige Sodom verwoesten, maar Abraham pleit vurig voor de stad. ‘Als er 50 onschuldigen zijn, kunt u Sodom dan niet sparen?’ Steeds verder dingt Abraham af. Via 45, 40, 30 en 20 komt hij tenslotte uit bij 10. ‘Omwille van 10 rechtvaardigen zal ik Sodom niet verwoesten’, zegt God.
Als tien genoeg is voor God, dan is achttien zeker genoeg voor de kerk. Dat bleek ook die ochtend, want we hadden een heerlijke morgen waarin de goede boodschap op vele wijzen klonk. En na de dienst was er koffie, waarbij we rond de tafel zaten. Eén gemeentelid was vanwege haar gezondheid alleen bij deze nazit. Ze werd hartstochtelijk verwelkomd.
Achttien is genoeg. Natuurlijk zou je best meer willen, maar deze zondag bewees dat je ook met achttien kerk kunt zijn. Voor het besturen van een kerkgemeente is het echter weinig. Want van achttien is er vast een aantal te oud, en van de anderen niet iedereen geschikt, in staat of beschikbaar. En dan is achttien weer weinig.
Toch heeft bijna elke gemeente – hoe klein ook – als groot verlangen: bij elkaar blijven. Op het dorp, met onze eigen mensen. Van RK-parochies weten we dat een groot deel afhaakt als ze van de bisschop drie dorpen verderop naar de kerk moeten. De kerk hoort dichtbij.
Onze classis zet daarom in op bestuurlijke samenwerking. Blijf jezelf, blijf zelfstandig, blijf dichtbij de mensen, maar werk bestuurlijk samen om dat mogelijk te maken. Vrijwel iedere gemeente heeft hulp nodig om dat praktisch te organiseren. Een classispredikant kan dat onmogelijk alleen. Alleen al in Noord-Holland lopen er nu 10 van zulke projecten tegelijk.
De classes zijn daarom met ‘Utrecht’ in gesprek. En het goede nieuws is: ook daar groeit het besef dat gemeenten hierin ondersteund moeten worden. In Noord-Holland denken we dat we 2 mensen per classis nodig hebben. Vermenigvuldigd met 11 classes is dat 22 fte.
En daar zit meteen minder goed nieuws, want geld is er natuurlijk niet. Toch móet de urgentie in ‘Utrecht’ door gaan dringen. Die ene mooie zondagmorgen bewees immers dat kerk zijn ook heel goed in een kleine gemeente kan. Ik pleit daarvoor als Abraham.
Maar om dat mogelijk te maken moeten gemeenten dus in toenemende mate bestuurlijk samenwerken. Dat is geen hogere wiskunde, maar er is wel hulp bij nodig. Tweeëntwintig mensen als het aan mij ligt. Maar voor achttien doe ik het ook. Want achttien is genoeg.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.