Kerst
don 10 dec 2020
2020 is het jaar geworden dat definitief een einde maakte aan de illusie van de maakbaarheid. Want we konden vrijwel alles. Totdat er op een markt in Wuhan iets verschrikkelijk misging, en er van daaruit een virus over de wereld rolde. En toen konden we opeens niets meer. De economie krimpt ongekend. De zorg stuit op haar grenzen. En het leven kwam tot stilstand. Uiteindelijk bleek er maar weinig maakbaar.
Achteraf gezien hadden we het kunnen weten. Geknoei met levende dieren op krappe Chinese markten. Ongebreideld vliegen over de hele wereld. Toen het virus Italië al bereikt had nog even snel gaan skiën. En duizenden nertsen op elkaar gestapeld. Dat kan niet. Achteraf hadden we het kunnen weten. Maar ja, achteraf is het leuk wonen.
Als Corona ons één ding heeft geleerd, dan is het dat we niet terug kunnen naar normaal. Want normaal, dat was nu juist het probleem. Nog een voorbeeld: een mandarijn wordt in Spanje geplukt, vliegt 4 continenten over om daar achtereenvolgens te worden gepeld, ontveld, op sap gezet en ingeblikt. Pas dan belandt hij bij mij in de provisiekast. De mens is homo globus geworden. En dat is niet normaal.
Maar denk even met me mee: stel nu eens dat Corona niet een probleem is maar de oplossing. Want stel nu eens dat Corona ons eindelijk doet inzien dat niet alles kan. Dat de wereld geen dorp is en dat er grenzen zijn aan groei. En stel nu eens dat we daardoor zouden gaan snappen dat krimp geen mislukking is maar een kans. De kans om het anders te gaan doen.
Ik weet dat cynici nu zeggen dat de mens van nature slecht is. We keren tóch weer terug naar hoe het was. Maar denk nog even verder mee, want dit stukje zou over Kerst gaan, toch? En met Kerst wordt een Kind geboren. Het Kind van Gods liefde voor mensen. Wat nu als wij eens echt zouden geloven dat dat Kind ons kan veranderen, mij kan veranderen? Dat cynisme kan omslaan in hoop. Wat nu als dit jaar niet alleen het einde van de maakbaarheid was, maar ook een nieuw begin voor Gods goede aarde?
Het Kind als nieuw begin. Wat nu als we daar eens echt in geloven?
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.