Negatief
woe 27 jan 2021
Negatief
Nu ik dit schrijf realiseer ik me dat ik Jan al meer dan 20 jaar geleden leerde kennen. Ik was toen gastvoorganger in zijn dorpskerk, hij was kerkvoogd. Zo heette dat toen nog. Inmiddels is hij tuinman. De kerk drijft op mensen zoals Jan. Als ik kom aanrijden bij de kerk voor een afspraak met zijn predikant, leunt hij op zijn schoffel. Op zijn dooie gemak.
Er hangt een kille mist op deze stille morgen, het is koud. Maar Jan vertelt dat hij blij is met de tuin van de kerk. ‘Eigenlijk hoeft er nu niets te gebeuren, maar het is goed om iets anders te zien dan de binnenkant van je huis.’ We hebben een gesprek zoals er zoveel zijn in deze tijd. Over Corona, over beperkingen.
Jan zegt: ‘Ik mis de mensen. Uit eten gaan we nooit, en vakantie kan me niet schelen. Maar ik mis mensen. Mijn vrouw zegt dat ik niet zo negatief moet zijn. Maar dat ik er steeds maar de moed in moet houden, dat vind ik moeilijk. Nog even doorbijten zegt Rutte dan. Maar dat ik het zwaar vind mag ik niet zeggen. Dan vinden ze je negatief.’
Ik weet even niet hoe ik moet reageren, want ik herken veel van wat Jan zegt. Ik ken mezelf niet als zwaarmoedig of als pessimist. Dat kan ook niet als je al 30 jaar werkt in de kerk. Voor mij is hoop het mooiste woord van het geloof. Hoop is meer dan optimisme. Hopen is geloven dat het goed is. Of kan worden.
En toch vind ook ik deze tijd zwaar. Wat ik het liefste doe kan niet. Ik mis de gemeentebezoeken. Ik mis echte kerkdiensten, het zingen. Ik mis de geur van al die zaaltjes bij de kerk. En net als Jan mis ik het meest de mensen. Het duurt te lang.
Net als ik tegen Jan en mezelf wil gaan preken over hoop, is Jan me voor. Hij vertelt dat de dochter van zijn tweede vrouw die ochtend negatief is getest. Zijn ogen beginnen te twinkelen. ‘Dat is mooi van deze tijd’, zegt hij. ‘Het meest positieve woord in deze tijd is dat je negatief bent. Denk daar maar eens over na.’
Dat doe ik. En ik deel het met u. Humor om het vol te houden. En hoop dat het weer goed zal worden. Denk daar maar eens over na.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.