Schemering
woe 30 okt 2024
Het einde van het jaar nadert. Elk jaar weer moet ik in deze tijd denken aan de dichter J. C. Bloem, en meer in het bijzonder aan zijn gedicht November: ‘Verloren zijn de prille wegen / Om te ontkomen aan de tijd; / Altijd november, altijd regen, / Altijd dit lege hart, altijd.’ Jacques Bloem was een van onze grootste dichters. Maar het zonnetje in huis was hij niet.
Mijn oma zat anders in elkaar. Dit jaar is het 30 jaar geleden dat ze overleed, ze werd maar liefst 93 jaar oud. En voor haar was november juist een prachtige maand. Elke middag bracht ze de tijd tussen licht en donker door met één klein lampje in de hoek van de kamer.
Schemeren, noemde ze dat. Waarschijnlijk had het van alles te maken met de zuinigheid die ze in de oorlog leerde en nooit meer kwijt raakte. Maar ook van zuinigheid kun je genieten. En dat deed ze met overtuiging, de hele maand november. Met één lampje in de hoek.
Ook de kerk leeft in een soort van schemering. Ooit was het licht. Toen zaten de kerken vol en bogen de banken onder het vrome vlees. Maar er is veel veranderd. Volgens sommigen is het wachten slechts op iemand die het licht uitdoet en het definitief donker wordt. In de tuin van de kerk staat in ieder geval alvast een bord: ‘Hier wordt gewerkt aan het einde.’
Voor mij voelt het anders. Net als mijn oma leer ik in deze tijd dat schemering eigenlijk ook wel mooi is. Want ja, de kerk krimpt, en dat zal ik niet mooier maken dan het is. Maar krimp betekent nog niet per se dat het minder wordt. In sommigen opzichten zelfs integendeel.
Deze tijd helpt ons immers na te denken over de vraag: waarvoor deden wij dit eigenlijk ook alweer? Krimp daagt ons uit om te focussen op wat echt belangrijk is. Allerlei franje, daar zijn geen mensen meer voor. Als je kleiner wordt, moet je nadenken over de kern van kerk zijn.
Precies daarover lezen we in de brieven van het Nieuwe Testament. Die zijn allemaal geschreven aan kleine gemeenten. En die deden drie dingen. Elkaar de verhalen over Jezus vertellen. De maaltijd delen. En zorgen voor de armen. Als wij dat nu ook eens gingen doen. En dan zetten we in de tuin van de kerk een bord met: ‘Hier wordt gewerkt voor mensen.’
De kerk redden kunnen wij niet, dat is de afgelopen decennia wel gebleken. Wat we wel kunnen is doen wat het evangelie van ons vraagt. En daarvoor is één lampje in de hoek van de kamer genoeg. Daarom denk ik deze november terug aan mijn oma. En trouwens ook aan Gerard Reve, toen die schreef: ‘Ik houd niet van de Verlichting, geef mij maar de schemering.’
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.