Sportzomer
ma 31 mei 2021
Ik ben er klaar mee. Ik bedoel natuurlijk met alle beperkingen van Corona. Niet zingen in de kerk. Een stuwmeer aan afgezegde gemeentebezoeken. Bioscopen en theaters eindeloos dicht. En dan ook nog een mogelijke dreiging van een vierde golf in de herfst. Ik weet dat Corona nog niet klaar is met ons. Maar ik ben wel even klaar met Corona.
Daarom verheug ik mij op de sportzomer. Noem het een vlucht, maar ik zie ernaar uit. EK voetbal, Tour de France en Olympische Spelen vormen het hoofdgerecht. Maar er is meer: TT, EK hockey, EK Jong Oranje, Wimbledon, FBK games (google maar even) en Max op Zandvoort. Het is maar een kleine greep.
Ik weet dat er nu mensen in afgrijzen de handen voor de ogen slaan. Bij mij thuis wonen ze ook. En tegenover al die sport staat weliswaar een lawine aan detectives op NPO 2 en 3. Maar dat is slechts een druppel op een gloeiende plaat. Voor hen wordt het een lange, hete zomer. Ik erken het.
Toch laat ik me niet weerhouden te gaan genieten. Er wordt getest en gevaccineerd dat het een aard heeft en het lijkt veilig te kunnen, een zomer lang. En dus zullen er straks winnaars zijn en verliezers. Er zal gejuicht worden en getreurd. Vreugde en verdriet scheelt af en toe maar een centimeter. En soms nog minder.
Zelf vind ik het mooiste aan sport dat het een spiegel is van het echte leven. Ook daarin zijn winnaars en verliezers. En niet iedereen heeft dezelfde kansen. Als ik sport kijk, zie ik lijden en onrecht. Maar ik zie ook hartstocht en verbroedering. Ik zie heroïsche verliezers. En soms zie ik degene met de minste kansen toch winnen. Sport is het leven.
In zijn eerste brief aan Korinthe (9: 24-27) vergelijkt ook Paulus het leven met een wedstrijd. ‘Er is er maar één die de prijs kan winnen, ren als de atleet die wint.’ Zo is het in de sport, zo is het leven. Het verschil voor Paulus is de erekrans. ‘De atleet doet het voor een vergankelijke prijs, wij voor een onvergankelijke.’
De sportzomer gaat beginnen. Al mijn diensten gaan ondertussen door. En er staan heel wat gemeentebezoeken op de rol. Vreest niet, ik zal er zijn. En er zal allerlei onvergankelijks besproken worden. Maar tussendoor ga ik ook genieten. Van winnaars en verliezers. Van vreugde en van tranen. Van mensen en van het leven. Van sport dus.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.