The Queen
don 29 sep 2022
De koningin is dood. Queen Elizabeth II overleed na ruim 70 jaar op de troon. Tien dagen lang hebben we er ademloos naar kunnen kijken. Van het sterven op Balmoral Castle en de tocht naar Edinburgh tot aan de dienst in Westminster Abbey en de bijzetting in Windsor Castle.
We hebben haar niet persoonlijk gekend, maar allerwegen werd haar dienstbaarheid geroemd. Toch herinner ik me ook hoe ze zich na het overlijden van prinses Diana dagenlang halsstarrig verschool, ook in Balmoral trouwens. Pas toen de publieke druk niet meer te weerstaan was, kwam ze naar London en liep ze onbewogen langs de bloemenzee bij Buckingham Palace.
Engeland vergaf het haar en nam waardig afscheid. Zoals alleen Engelsen kunnen gebeurde dat met veel gevoel voor stijl. In Nederland is niets meer heilig en hangen we vlaggen op de kop. Als er een rouwstoet voorbijkomt wordt er geapplaudisseerd. In Engeland trekt de stoet in diepe stilte voorbij, hangt men de Union Jack halfstok en zingt men beheerst ‘God save our Queen’.
Natuurlijk belandde men op de tocht door het hele land ten slotte ook in de kerk. De kerk neemt immers zeker op zulke dagen in Engeland een veel vanzelfsprekender plaats in dan in Nederland. Dat werd wel duidelijk met die dienst in Westminster Abbey.
Hoog-liturgisch was het, duizelingwekkend hoog. ‘Here, where Queen Elizabeth was married and crowned, we gather from across the nation, the Commomwealth and from the nations of the world, to mourn our loss, to remember her long life of selfless service and in sure confidence we commit her to the mercy of God, our Maker and Redeemer.’
De hoge kerk, de ijle jongenskoren, de zorgvuldige gebeden, het was allemaal prachtig. Voor de kenners genieten, en zonder twijfel ook passend bij de gelegenheid. En toch bekroop mij gaandeweg een gevoel van vervreemding. Zo hoog, zo mooi, zo perfect uitgedacht en uitgevoerd, gaat dat niet over de hoofden van mensen heen? En ook: is dit geloof?
De zondag daarop was ik in een dorpskerk in Noord-Holland. We waren met 50, en we zongen de koningspsalm 72: ‘Geef Heer de koning uwe rechten.’ De organist miste wel eens een toets, maar had er overduidelijk zin in. De gemeente ook. ‘Hij zal de redder zijn der armen, hij hoort hun hulpgeschrei. Hij is met koninklijk erbarmen, hun eenzaamheid nabij.’
Zo’n dienst in Westminster Abbey is prachtig. Maar die zondag daarna in de Dorpskerk ging het over mensen, over gewone mensen, over mij. En het ontroerde me. Een God die gewone mensen hoort en redt. Zo is God koning. Van de Dorpskerk. En zelfs van Westminster Abbey.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.