Herfst
don 29 okt 2020
‘Het regent en het is november’. De eerste regel van het beroemde gedicht van J. C. Bloem. Deze zomer nog stond ik aan zijn graf in Paasloo. De zon scheen luidkeels, maar Bloem was niet bepaald het zonnetje in huis. Zijn gedichten dragen titels als: De stervende, Afscheid, Grafschrift en Eenzaam. Nee, als de dagen korten weet ik bij wie ik terecht kan:
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.
Deze herfst is het hart misschien wel leger dan ooit. Ik hoor in de stadions de fluitsignalen weerkaatsen tegen verlaten tribunes. Het debat tussen Trump en Biden was ontluisterend. In Frankrijk worden volstrekt onschuldige mensen onthoofd. En hier te lande bedreigen complotdenkers met het IQ van een stoeptegel politici en journalisten. De talkshows ’s avonds ondertussen verspreiden weliswaar niet het virus, maar wel verwarring. Talloze vooral zelfbenoemde deskundigen spreken elkaar onophoudelijk tegen.
Gevoelens van somberheid overspoelen ons. Als ik eerlijk ben, ook mij. De hele herfst moeten we nog door, dan de winter. Er wordt al gesproken over een derde golf in april, en rond een vaccin is het wel heel stil geworden. Wanneer komen we hier uit? Kómen we hier nog uit? Laat ik me niet groter voordoen dan ik ben. Af en toe zit ook ik in de put.
Er is één plek waar het anders is. Waar ik niet word meegezogen in de hijgerige maalstroom van steeds nieuwe cijfers. Hier geen ontkenning of complottheorieën. Natuurlijk is er ook op deze plek zorg, maar nooit paniek. Hier wordt niet alles gestopt, maar rustig doorgegaan met wat veilig kan. En als het niet linksom kan, dan proberen we het rechtsom. En als het niet kan, dan kan het niet.
Die plek is de kerk. Zes dagen in de week kom ik in gemeenten. En ik zie altijd rust. Ik zie een kerk die kalm het lot aanvaardt. Amor fati: omarm wat onvermijdelijk is. Maar ik zie ook een kerk die volhoudt en moed houdt. ‘We steken de Paaskaars aan en denken aan de opstanding’, zei iemand.
Buiten begint het weer te regenen. En op mijn telefoon zie ik de cijfers van vandaag. Hoger dan gisteren. Ik hóór J. C. Bloem roepen. Maar ik ga liever naar de kerk.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.