Duimstok
ma 22 apr 2024
Ik heb een vaste schilder. Toen ik hier 12 jaar geleden kwam wonen heeft hij geschilderd, en 6 jaar geleden ook. Omdat het een huis uit 1934 is en er toen bij lange na nog geen kunststof kozijnen bestonden, moet de buitenboel dus echt weer eens gedaan worden. Maar ook al heb ik een vaste schilder, al te goed is buurmans gek en ik belde dus ook een concurrent.
Die wilde best een prijsopgave doen, maar dat deed hij per Zoom. Of ik dus met mijn telefoon om het gehele huis (hij zei ‘object’) heen wilde lopen. Hij zat achter zijn laptop, en ik moest langs de beide gevels, de erker en de schuur. Ik heb vriendelijk bedankt en mijn vaste schilder gebeld. Die zat 2 uur later bij mij aan de koffie, zijn duimstok in de aanslag.
Dat communiceren via de camera heeft sinds Corona een hoge vlucht genomen. De huisarts doet het inmiddels, en ook het UWV. Een sollicitatiegesprek en aangifte bij de politie doe je tegenwoordig online. En Youp van ’t Hek schreef onlangs over zijn ervaringen met een verhuizer. Ook hij moest met zijn telefoon langs de boekenkast, de bedden en de wijnkelder.
Ik heb vanaf het begin een hekel gehad aan communicatie via een scherm. Het maandelijkse overleg van classispredikanten in Coronatijd (13 deelnemers en 6 uur lang) is wat dat betreft een traumatische ervaring geweest. Ik wil geen scherm, ik wil MENSEN. Driedimensionale mensen, die leven en ademen. En die om te praten geen microfoon hoeven aan te zetten.
Maar ik ben er nog niet. Want mijn boodschappen doe ik niet online maar in de supermarkt, omdat ik niet zo’n klein pestautootje in de straat wil met sinaasappels die ik niet heb kunnen voelen. Mijn boeken koop ik in een winkel, waar ik altijd even aan het boek ruik. En mijn broeken koop ik in een winkel waar een man werkt die aan me sjort en zegt of deze past.
Ik ben dus ongeneeslijk ouderwets: dominee Boomer is de naam. Maar zelfs aan het meest ouderwetse instituut dat er bestaat zijn de zegeningen van deze tijd niet voorbijgegaan. Veel kerkdiensten zijn nu dus ook online te volgen, al is de euforie daarover wel wat geluwd. Over enorme aantallen meekijkers hoor ik nog maar weinig gemeenten spreken.
Ik geef meteen toe: voor mensen die het door hun leeftijd of een beperking niet redden om naar de kerk te komen is een online dienst een uitkomst. Maar voor alle anderen is het naar mijn vaste overtuiging de eerste stap op weg naar de uitgang. De reden is eenvoudig. Een kerkdienst is meer dan het consumeren van een preek en een paar gebeden.
Een kerkdienst is samen zijn. Kennen en gekend worden, door God en mensen. De kerk is verbondenheid, die in de dienst gevierd wordt in de liturgie. En na de dienst met het sacrament van de koffie. Ik zal kort zijn: ik wil echte mensen. In de kerk, in de supermarkt en in de boekhandel. En ik wil een schilder die langs komt. Bij voorkeur met een duimstok.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.